Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd [27]dwalen zij met het hart, en zij hebben [28]Mijn wegen [29]niet gekend. 27. Dat is, keren zich als dwalende mensen van mij af, en van de gehoorzaamheid, die zij mij schuldig zijn. 28. Dat is mijn geboden, die Ik hun gegeven heb, en mijn weldaden, die Ik hun gedaan heb. 29. Dat is, niet ter harte genomen; of, in hun kennis die niet gezocht te houden, om die behoorlijk te erkennen en waar te nemen.